Zoeken
Lees nu een fragment uit 'De Bergkoning'
Het eerste deel van spectaculaire nieuwe Zweedse thrillerserie  

Lees nu een fragment uit 'De Bergkoning'

Gepubliceerd op 15 oktober, 2024 om 09:00, aangepast op 14 oktober, 2024 om 14:49

‘Daar is het!’
Hij rent voor haar uit door de bosjes en Smilla kan hem amper bijhouden. Ze hebben minstens een kilometer gelopen vanaf de bijna overwoekerde houtweg in het bos waar ze de auto hebben geparkeerd. De vegetatie bestaat rondom uit somber blauw naaldbos, zo nu en dan onderbroken door jonge loofbomen in goudglanzende oktoberkleuren. Her en der grote bramenstruiken met bloedrode takken die zich vasthaken in je kleren en schrammen maken in je huid.
‘Wacht!’ roept ze.
De helling en de laag bladeren maken de ondergrond glad. Ze glijdt weg, belandt op haar knieën. De draagriem snijdt in haar nek. De systeemcamera is zwaar, maar hij maakt verreweg de beste foto’s bij zwak licht.
Ze krabbelt overeind. Veegt natte bladeren van haar knieën. Hij is al verdwenen tussen de struiken.
Wat heeft hij gezien?
‘MM!’ roept ze. Hij wil dat ze hem zo noemt, terwijl hij zo’n mooie naam heeft. Malik Mansur. Even zacht als zijn ogen.
Helemaal officieel is hij eigenlijk haar vriend niet meer. Ze hebben een pauze ingelast aan het begin van de zomer, ook al doen ze geen van beiden alsof dat zo is. Allebei lopen ze met een boog heen om het feit dat zij al snel weer teruggaat naar Parijs.
Toen ze het van de zomer uitmaakte, was hij boos, jaloers, stuurde hij valse sms’jes. Maar nu is alles weer gewoon zoals het was. Of bijna tenminste.

MM is rijper geworden in vier maanden, mannelijker, spannender. Zelfs een beetje gevaarlijk.
De seks is ook beter. Veel beter.
Misschien heeft hij iemand anders ontmoet toen zij weg was?
Daar heeft ze kleine aanwijzingen voor gezien, maar ze heeft er niet naar willen vragen.
Het is makkelijker zo.
‘Smilla!’ klinkt zijn stem vanuit de struiken.
Ze loopt verder naar boven. Let beter op waar ze haar voeten neerzet. De grond vlakt af boven op de hoogte. Er ligt zeker vijftig meter rots onder hen. Misschien nog wel meer.
‘Smilla!’ MM duikt recht voor haar neus op met dat stralende gezicht waar ze van houdt. ‘Daar is het!’
Het bouwsel waar hij naar wijst is zo laag en overwoekerd dat je het amper ziet. Als een duistere kiosk van beton, maar met traliekooien waar vensters zouden moeten zitten. De kooien zitten vol dicht opeengepakt graniet. Doet haar denken aan de tuinmuren bij het zomerhuisje in Falsterbo. Ze tilt de camera op en schiet een paar foto’s.
‘Steenfilter,’ zegt MM en hij klopt op de ene kooi. ‘Deze bunker is de bovenste luchtinlaat van het complex, precies zoals hij zei.’ Zijn stem klinkt tegelijkertijd gespannen en opgewonden.
Hij trekt haar mee de hoek van het bouwwerk om.
Gedurende de tijd dat ze niet bij elkaar waren heeft hij zich nog meer laten opslokken door zijn interesse in urban exploration. Vermoedelijk hangt dat samen met het college dat hij volgt aan de universiteit. Over de architectuur van het vervallene. Hij kan daar in ieder geval niet over ophouden, net zomin als over zijn fantastische docent Martin Hill.
Misschien heeft MM bij dat college die nieuwe vriend ontmoet, al doet hij daar beduidend geheimzinniger over.
Aan de achterkant van het betonnen bouwwerk breekt de rots door de grond heen. Vormt grote oerrotsblokken met door mos bedekte ruggen. Door de camera zien ze er bijna levend uit. Ineengedoken, wachtend.
Ze huivert, bedenkt hoe ver het is naar de auto. Hoe moeilijk het zou zijn om de weg terug te vinden als er iets zou gebeuren.
Ze voelt even op de zak van haar jack. Daar zit haar telefoon in, precies zoals het hoort. Maar hij staat niet aan.
MM heeft erop toegezien dat ze beiden hun smartphones uitzetten toen ze tankten, ver hiervandaan. Dat heeft hij zijn vriend beloofd.
‘Want heel deze expeditie is supergeheim,’ zei hij. ‘Uniek.’
‘Hier, moet je zien.’ MM wijst naar de achterkant van de bunker. Een stuk van de muur steekt uit en je kunt een streepje donker in de opening zien. ‘De deur is open, zoals hij had beloofd.’
Smilla probeert mee te gaan in zijn opwinding.
Toch kan ze het gevoel van onbehagen niet van zich afschudden.
‘Hoe zei je nou dat hij heette, die vriend van je?’ vraagt ze.
‘Wie, Berg?’
‘Berg? Heet hij echt zo?’
Hij haalt zijn schouders op.
‘En jullie kennen elkaar pas een paar maanden,’ gaat ze verder. ‘En toch geeft hij jou deze geweldige tip over de tunnel? Over de grotregen?’
MM hoort de vraag niet of slaat er geen acht op. Hij is alleen maar bezig met de deur nader onderzoeken. Die is van beton en zeker een halve meter dik.
De opening is smal en heel even hoopt ze dat die te klein zal zijn om doorheen te komen.
Maar MM laat zich zoals gewoonlijk niet tegenhouden. Hij doet zijn rugzak af en wurmt zich naar binnen. ‘Kom, er is plaats genoeg voor jou.’
Ze twijfelt een seconde.
De computer thuis staat vol foto’s van andere expedities. Voorgoed gesloten fabrieken, verlaten gebouwen, vergeten plekken, net als deze.
Maar geen grotregens. Die komen alleen voor op een gering aantal onderaardse plekken waar de omstandigheden zo bijzonder zijn dat de luchtvochtigheid tot de vorming van zichtbare druppels in de lucht leidt. Ze wil ontzettend graag grotregen fotograferen, dat weet hij. Desondanks aarzelt ze nog.
Ze zijn geen groentjes, hebben telefoons, zaklampen en reservebatterijen bij zich. Toch is er iets met deze plek – het bos, de hoogte, de ineengedoken rotsblokken en de zware deur van beton – waardoor ze zich niet op haar gemak voelt.
En dan die vriend. Berg.
Een volkomen normale Zweedse achternaam.
Toch klinkt het woord heel eigenaardig in haar hoofd.
Berg.
Ze kijkt weer met een schuin oog naar de rotsblokken. Ze doen haar aan trollen uit een oud sprookjesboek denken. Oeroude bergwezens. Kwaadaardige.
‘Kom op!’ MM steekt zijn hand naar haar uit door de opening. Zijn stem is ongeduldig geworden. Zijn gezicht, waarvan ze in het donker een glimp opvangt, gespannen.
Ze twijfelt nog steeds. Het liefst van alles wil ze omkeren en terug naar de auto lopen. Haar telefoon aanzetten en iemand bellen – mama, papa, haar zus, wie dan ook, alleen maar om een andere stem te horen. Te vertellen waar ze is. Dat ze naar huis wil en wel nu meteen.
Maar dan is MM’s blik plotseling anders. Barst zijn gezicht open in die glimlach die ze zo lang heeft gemist en die haar altijd doet smelten.
‘Kom nu, Smilla,’ zegt hij zacht.
Ze aarzelt nog even.
Pakt daarna zijn hand en laat hem haar naar binnen trekken door de deuropening.
De ruimte binnen is klein. Muren, vloer, plafond, alles is van grijs beton.
Aan de binnenkant van de deur waar ze net door naar binnen zijn geglipt, zit een groot wiel van bruin verroest metaal waarmee je het slotmechaniek bedient. Er is iets met het wiel en het slot wat haar niet lekker zit, wat haar onbehagen versterkt.
MM lijkt niets te merken. ‘Zie je wel?’ zegt hij opgewonden en hij laat zijn zaklamp over de muren gaan. ‘Geen graffiti. Dat betekent dat bijna niemand hier geweest kan zijn. De poort helemaal beneden is verzegeld, dit is de enige ingang.’
Smilla knikt ingehouden.
Uit een gat in de vloer steken de beugels van een grijze kooiladder omhoog.
Ze schijnt met haar lamp in het gat.
Een vochtige luchtstroom slaat haar in het gezicht. Voert de geur met zich mee van water, steen, metaal. De adem van de berg. Ze heeft die aanduiding ergens op een forum voor urban exploration gezien en toen vond ze dat die mooi klonk. Alsof de berg een levend wezen was. Maar nu dat de lucht haar uit de diepte in het gezicht slaat, is het idee veel minder aanlokkelijk. Een paar meter lager verlicht haar zaklamp een soortgelijke ruimte met nog een gat in de vloer waar de kooiladder verder het donker in gaat.
‘Kom.’ MM hangt de zaklamp aan een koord rond zijn nek, pakt de beugels van de ladder beet en begint de ladder af te gaan.
Zelf aarzelt ze weer. Ze kijkt even om naar de deur. Er is iets met die grote draaiknop waar ze de vinger niet op kan leggen. Iets wat haar onrust vergroot.
Maar MM is al snel in de volgende ruimte beneden en ze kan hem niet in zijn eentje verder laten afdalen.
Ze pakt de ladder beet en volgt hem.
De sporten zijn koud en ruw. Het metaal bruingevlekt waar de roest zich door de gegalvaniseerde bovenlaag heeft gevreten.
Haar hart klopt steeds harder.
MM houdt amper halt om de ruimte waar ze in komen te onderzoeken. Schijnt alleen met de zaklamp om zich heen voor hij verdergaat. Rotswanden nu, geen beton. Een paar vierkante meter groter dan de bunker, maar helemaal leeg. MM is alweer verder langs de ladder door het volgende vloergat het duister in afgedaald.
De berg is stil, het enige wat je hoort is het geluid van hun bewegingen en hijgende ademhaling.
Een derde ruimte, nog iets groter. Ook hier is niets wat MM laat halt houden. De adem van de berg wordt steeds sterker. De camera slaat tegen de ladder en ze ziet zich gedwongen hem naar haar rug te verplaatsen.
‘MM, wacht even!’
Hij stopt, slechts een paar meter onder haar. ‘Wat is er?’
‘Niks, kunnen we alleen niet even pauze nemen? Het gaat zo snel. We krijgen amper de tijd om om ons heen te kijken.’
‘Maar we zijn bijna beneden in de tunnel nu. Ik kan de bodem zien.’ Hij wacht niet op antwoord, maar gaat verder met dalen.
Ze heeft geen andere keuze dan achter hem aan gaan.
De kooiladder houdt in de vierde ruimte halverwege het plafond en de vloer op. Dwingt hen om zich voorzichtig de laatste meter omlaag te laten zakken.
‘Ze hebben de ladder afgezaagd,’ zegt MM terwijl hij haar helpt. ‘Vast om mensen niet helemaal naar de tunnel te kunnen laten komen.’
Smilla ademt uit. Ze kunnen niet verder, wat zowel een opluchting als een teleurstelling is. Ze kijkt om zich heen. De vierde ruimte is misschien drie keer zo groot als die boven in de bunker, de scherpe rotswanden druipen van het vocht.
‘Moet je zien.’ MM schijnt op het gat in de vloer waar de kooiladder had moeten doorlopen.
Twee glanzende staken die haar eerst niet zijn opgevallen, steken er ongeveer een decimeter uit omhoog. Het kost Smilla een tel of wat voor ze inziet wat die zijn. Nog een ladder, een beduidend nieuwere, van aluminium.
De onbehaaglijkheid is terug.
‘Wacht,’ zegt ze weer, maar MM is al naar beneden aan het gaan. Is al uit het zicht verdwenen voor ze zelfs maar bij de ladder is.
‘MM, wacht!’ Maar hij luistert niet.
De adem van de berg is nu zo sterk en zo vochtig dat ze hem met de rug van haar hand moet wegwrijven.
‘Wauw!’ roept hij. ‘Kom snel, dit moet je zien.’
De aluminium trap is misschien vijf meter lang. Hij eindigt in een plas water op een vloer van scherp puin.
Deze ruimte is groter dan de andere. Her en der liggen er stenen en stukken roestig verwrongen metaal op de vloer. Aan de ene korte kant is de ruimte open, leidt hij ze naar een gang waardoor de natte ademhaling van de berg haar tegemoet stroomt en zich dan verder een weg omhoog zoekt door het gat in het plafond.
MM is de gang al door. Je kunt zijn zaklamp aan de andere kant zien rondtasten. Zijn stem weerklinkt opgewonden. ‘Kom, Smilla, opschieten.’
De gang loopt steil af. Het puin en de helling laten haar bijna de ruimte in struikelen waar hij zich bevindt.
Ze hapt naar lucht. In één keer lijkt alle twijfel en onrust in het niets opgelost.
‘Nou?’ zegt hij met zo’n glimlach waar ze van houdt.
‘Dit is fantastisch,’ brengt ze hijgend uit.
De ruimte waarvan ze dachten dat die een treintunnel was, blijkt een enorme langgerekte grot te zijn. Zeker bijna honderd meter lang en eindigend bij een massief stenen poort die nog net zichtbaar is aan de rand van hun zaklampschijnsel.
Het gewelf moet minstens tien meter hoog zijn. De wanden zijn een mengeling van beton en ruwe rots waar straaltjes water langs omlaag lopen. De vloer is een ondiep meer waar spoorrails een decimeter of zo boven uitsteken in het stuk waar zij staan, maar ze verdwijnen bij de stenen poort waar het water dieper is.
Hier en daar duiken rotsblokken, die vermoedelijk zijn losgekomen uit het gewelf en de wanden, op uit het zwarte water. Aan de rechterkant van de grot is een laadplaats met twee roestbruine stalen deuren.Maar het zijn de deuren noch de rails noch de poort die haar aandacht gevangenhouden – het is de lucht.
Het trekt zo sterk door de gang waar ze net uit zijn gekomen dat de koude, vochtige lucht rondwervelt door de grot.
Kleine, maar duidelijk zichtbare waterdruppels worden gevormd in het schijnsel van de zaklantaarns.
‘Grotregen,’ zegt Smilla aandachtig.
‘Ik zei het toch,’ zegt MM grijnzend. ‘Berg houdt zijn woord.’
Smilla legt haar zaklamp op een richel en begint foto’s te maken met de systeemcamera.
‘Schijn daar eens,’ zegt ze tegen MM. ‘Ga die laadplaats eens op.’
Zij maakt foto’s, commandeert hem rond met de lampen.
Na een poosje is hij het zat om fotografisch assistent te zijn en begint hij de metalen deuren bij de laadplaats te onderzoeken.
Smilla blijft foto’s maken. Het licht is zwak en ze moet de zaklamp steeds verplaatsen en de camera-instellingen aanpassen voor de foto’s zo worden als zij ze wil.
Ze denkt erover ze uit te vergroten, er misschien eentje op te hangen in haar slaapkamer in Parijs.
Een gesmoord geluid onderbreekt haar.
Het klinkt als een schreeuw.
Ze zoekt om zich heen naar MM, maar hij is nergens te zien.
Pas nu ontdekt ze dat de linker staaldeur op de laadplaats openstaat.
‘MM?’ Haar stem weergalmt in de grot. ‘Malik?’
Geen antwoord. Ze rilt, niet alleen van de kou.
Het onbehagen van eerder is weer terug, dubbel zo sterk nu. Ze tuurt naar de open deur, naar het duister dat net over de drempel op de loer ligt.
En plotseling beseft ze wat haar boven in de bunker al niet lekker zat.
De betondeur die op een kier stond had een grote draaiknop aan de binnenkant.
Maar aan de buitenkant was de deur helemaal vlak. 

Dat betekent dat wie de deur op een kier heeft gezet, dat vanbinnen heeft gedaan. Een spleet heeft geopend die precies groot genoeg was om één iemand erdoorheen te laten gaan. Als een lokaas.
En dan die naam.
Berg.
De drang om te vluchten komt uit het niets opzetten, als een ijskoude rilling door het lijf. Wordt versterkt door het dichte duister daar achter de staaldeur en laat haar hart op hol slaan.
Ze zou ervandoor moeten gaan, nu meteen.
Terug naar de ladder rennen en zo snel als ze kan naar het licht klimmen.
Een deel van haar wil niets anders.
Maar een ander, weldenkender deel zegt dat MM zich verwond kan hebben. Dat hij daar misschien net achter de deur ligt en haar hulp nodig heeft. Dat elke seconde dat ze draalt cruciaal kan zijn.
‘MM!’ roept ze weer.
De echo blijft een paar tellen onbeantwoord in de grot hangen voor hij stilvalt.
Ze haalt haar telefoon tevoorschijn en zet hem aan, wat natuurlijk dom is. Een reflex die seconden kost en haar alleen maar laat weten dat ze hier midden in de berg geen bereik heeft.
Ze stopt de telefoon weg en concentreert zich.
Loopt dan langzaam naar de zwarte deuropening.
Een zwakke geur kringelt naar buiten. Een bedompte lucht die ze niet eerder heeft geroken. Alsof de adem van de berg een andere gedaante heeft aangenomen. Compacter, rauwer is geworden.
De geur maakt haar bang. Doet haar steeds meer overtuigd raken.
Dit is een nare plek.
Een boze plek.
Maar er zit niets anders op dan verder te gaan.
Het duister in.

The House of Books nieuwsbrief
Meer weten over de boeken, auteurs, het laatste nieuws en leuke winacties van The House of Books? Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief!
Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws